Wat is de betekenis van onredelijk?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onredelijk

onredelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. wat je als onrechtvaardig ervaart Ook liet Hammarberg zich kritisch uit over Nederland. Zo hekelde hij in 2009 en 2011 de volgens hem onredelijke eisen voor de inburgeringsexamens voor gezinshereniging. (NRC 14 januari 2014) 2. niet verstandig ...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onredelijk

onredelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-re-de-lijk 1. niet eerlijk ♢ wat hij van me vraagt, is onredelijk 2. in strijd met het nuchtere verstand ♢ zijn beweringen zijn onredelijk...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onredelijk

adj. & adv., ûnriedlik, -rjidlik -ridlik.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onredelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. (veroud., in Z.-Ned. nog gew.) zonder rede, redeloos: het onredelijke vee. 2. niet op de rede gegrond of er uit voortvloeiende, ofwel er mee in strijd: zijn onredelijke vrees verbaasde ons allen. 3. onbillijk: een onredelijke eis; hij is niet onredelijk, nogal schappelijk; als bw. v. graad: hij vraagt...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onredelijk

bn., bw. (1 onverstandig; 2 onbillijk; 3 Z.-N. redeloos): 1 een onredelijke vrees; 2 een onredelijke eis; hij eist onredelijk veel; 3 Z.-N. onredelijke dieren.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onredelijk

(on're:dələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. Veroud. redeloos : het -e vee. 2. onverstandig : een -e vrees. 3. onbillijk : een -e eis; hij vraagt veel.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onredelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. onverstandig: zijn onredelijke angst verbaasde ons allen; 2. onbillijk: een onredelijke eis; hij is niet onredelijk, nogal schappelijk.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onredelijk

bn. bw. (-er, -st), (veroud.) zonder rede, redeloos : het onredelijke vee; — onverstandig, niet voor het gezond verstand te verdedigen : zijn onredelijke vrees verbaasde ons allen; — onbillijk tegenover anderen: een onredelijke eis; hij is niet onredelijk, nogal schappelijk; — onredelijk oordelen; — hij vraagt onredelijk...