Wat is de betekenis van Onordelijk?

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onordelijk

adj., ûnoarderlik, rommelich, heibeijich, oerallich, brollidi.

2024-04-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onordelijk

bn. bw. (-er, -st), wanordelijk: een onordelijke boel: — bw.: het gaat daar zeer onordelijk toe.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onordelijk

bn., bw.; zie w a n o r d e l ij k.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onordelijk

('ordələk) bn. en bw. (-er, -st) verward, wanordelijk : een -e hoop.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onordelijk

bn. en bw. (-er, -st), wanordelijk.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onordelijk

bn. bw. (-er, -st), wanordelijk: ■een onordelijke troep gewapenden; een onordelijke ■boel; het gaat daar zeer onordelijk toe. ONORDELIJKHEID, v.