Wat is de betekenis van onophoudelijk?

2025-06-25
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onophoudelijk

bn. bw., zonder ophouden, aanhoudend: een onophoudelijke toeloop; dat onophoudelijk gebabbel; — bw.: onophoudelijk zoeken wij naar nieuwe wegen; hij plaagt ons onophoudelijk.

2025-06-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onophoudelijk

onophoudelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder stoppen Haar onophoudelijke zeuren bracht iedereen tot wanhoop. onophoudelijk - Bijwoord 1. zonder te stoppen, als maar doorgaand Het bleef, naar ons gevoel, de hele zomer onophoudelijk door r...

2025-06-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onophoudelijk

onophoudelijk - bijwoord uitspraak: on-op-hou-de-lijk 1. zonder te stoppen ♢ hij was onophoudelijk met zijn computer bezig Bijwoord: on-op-hou-de-lijk

2025-06-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onophoudelijk

adj. & adv., sûnder ophâlden, út en troch, út en geduerich, alle geduerigen, oan ien tried wei, oan ien gleed wei.

2025-06-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-06-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onophoudelijk

bn., bw. (zonder ophouden, aanhoudend, voortdurend, gedurig, steeds): dat onophoudelijk gebabbel; hij plaagt ons onophoudelijk.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onophoudelijk

(onop'houdələk) bn. en bw. zonder ophouden altijd doorgaand : geklaag, gezanik; een -e toeloop; praten. Syn. altijd.