onooglijk
onooglijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet om aan te zien, lelijk Woordherkomst antoniem van ooglijk met het voorvoegsel on-
Wiktionary (2019)
onooglijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet om aan te zien, lelijk Woordherkomst antoniem van ooglijk met het voorvoegsel on-
Muiswerk Educatief (2017)
onooglijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-oog-lijk 1. onverzorgd, niet zorgvuldig ♢ ze had zich weer onooglijk aangekleed 2. onplezierig om te zien ♢ ze draagt altijd van die onooglijke kl...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., ûneachlik, ûnsjoch ûnkreas, ûnhimmel, ûnhebbich, grobb(el)ich, suterich; — worden, forsuterje; er — uitzien, gjin each hawwe.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), onaangenaam voor het oog, lelijk, afzichtelijk; (ook) slordig: er onooglijk uitzien; onooglijk gekleed gaan.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (onaangenaam voor het oog; onbehaaglijk): dat boek ziet er onooglijk uit; onooglijk geschilderd.
Jozef Verschueren (1930)
(on'o:chlək) bn. en bw. onaangenaam voor het oog, lelijk, afzichtelijk : een beeld; er uitzien; -gekleed.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), onaangenaam voor het oog, lelijk, afzichtelijk; (ook) slordig: er onooglijk uitzien; onooglijk gekleed gaan.
J.H. van Dale (1898)
bn. bw. (-er, -st), onaangenaam voor het oog, lelijk, afzichtelijk: (ook) slordig: er onooglijk uitzien; onooglijk gekleed gaan. ONOOGLIJKHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: