Wat is de betekenis van onnoemelijk?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onnoemelijk

onnoemelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. zo veel of zo erg dat er geen naam voor te vinden is In het achter ons liggende jaar werd de wereld opnieuw opgeschrikt door afschuwelijke jihadistische aanslagen, die onnoemelijk veel verdriet en menselijk leed veroorzaken. Onder andere Frankrijk, België, Duits...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onnoemelijk

onnoemelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-noe-me-lijk 1. zo veel of zo groot dat er geen naam voor is ♢ de dood van dat kind veroorzaakte een onnoemelijk verdriet Bijvoeglijk naamwoord: on-noe-me-lijk de/het...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onnoemelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. (dicht.) niet met een naam genoemd kunnende worden: d’onnoemelijke God. 2. onuitsprekelijk groot of veel: de bron waaruit onnoemelijke dwaalbegrippen gevloeid zijn. 3. bw., in een onuitsprekelijke mate: onnoemelijk veel; atomen zijn onnoemelijk klein.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onnoemelijk

bn., bw. (niet met een naam te noemen; zeer veel; erg): er zijn onnoemelijke dwaalbegrippen uit die bron gevloeid; onnoemelijk klein.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onnoemelijk

('noemələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. Dicht, niet te noemen : de -e God. 2. zeer (groot), veel: -e dwaalbegrippen; klein.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onnoemelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. (dicht.) niet met een naam genoemd kunnende worden; 2. onuitsprekelijk groot of veel: onnoemelijk leed.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onnoemelijk

bn. bw. (-er, -st), (dicht.) niet met een naam genoemd kunnende worden : d’onnoemelijke God; onuitsprekelijk groot of veel: de bron, waaruit onnoemelijke dwaalbegrippen gevloeid zijn; — bw. in een onuitsprekelijke mate : onnoemelijk veel; atomen zijn onnoemelijk klein.