Wat is de betekenis van Onmiddellijk?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onmiddellijk

onmiddellijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder uitstel Dit heeft een onmiddellijke verlaging van de temperatuur ten gevolge. 2. zonder omwegen Deze gang is een onmiddellijke uitgang naar de straat. onmiddellijk - Bijwoord 1. zond...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onmiddellijk

onmiddellijk - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord uitspraak: on-mid-del-lijk 1. waar niets tussen zit ♢ hij woont in de onmiddellijke omgeving van het vliegveld 1. zonder te wachten ♢ je moet onmi...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onmiddellijk

adv., fuort, fuortendalik(s) fuortynienen, op ('e) slach, op slach en stuit, op slach en stel, op stel en sprong; nieuwsoverbrengen, nijs mei de waerme han oerbringe; — bij, fuort by deun by.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onmiddellijk

I. bn., 1. rechtstreeks, direct, niet door iets anders gescheiden of bepaald: de onmiddellijke inwerking der zonnestralen; hij ontving onmiddellijke mededeling van al het verhandelde; onder de onmiddellijke invloed van iem. staan; zijn onmiddellijke superieur. 2. zonder tussenruimte aan iets palend: de onmiddellijke nabijheid van d...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onmiddellijk

bn., bw. (rechtstreeks; dadelijk): in de onmiddellijke nabijheid des konings; de spion werd onmiddellijk doodgeschoten.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onmiddellijk

(on'middələk) I. bn. en bw. rechtstreeks: een -e gewaarwording ; onder de -e invloed van een geestdrijver ; tot in de -e nabijheid van de koning ; dat volgt uit het voorgaande. - II. bw. 1. vlak : na de stoet. 2. op het ogenblik volgend op het reeds besprokene : kom men ging tot de uitvoering over. Syn. ➝ aanstonds.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onmiddellijk

bn. en bw., 1. rechtstreeks, direct, niet door iets anders gescheiden of bepaald: de onmiddellijke inwerking van de zonnestralen; 2. zonder tussenruimte aan iets grenzend: de onmiddellijke nabijheid van de stad; 3. zonder tijdsverloop op iets anders volgend: onmiddellijk antwoord, ontslag.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onmiddellijk

bn. bw. niet teweeggebracht door middel van redenering: de onmiddellijke, eerste aandoening; een onmiddellijke gewaarwording; — rechtstreeks, niet door tussenkomst van derden plaats hebbende : hij ontving onmiddellijke mededeling van al het verhandelde; onder de onmiddellijke invloed van iem. staan; —■ niet door andere personen of zake...