Wat is de betekenis van onmachtig?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onmachtig

onmachtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet bij bewustzijn Het onmachtige meisje is met wat reukwater weer bij haar positieven gebracht. 2. zonder kracht of macht De onmachtige bestuurder kreeg niets voor elkaar. Woordherkomst afleiding...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onmachtig

onmachtig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-mach-tig 1. wie ergens niet toe in staat is ♢ hij voelt zich onmachtig bij deze ingrijpend klus 1. onmachtig zijn (mannen) [impotent zijn]...

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onmachtig

adj., ûnmachtich.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onmachtig

bn. bw. (-er, -st), 1. geen macht hebbende tot iets, daartoe niet in staat: omnachtig zijn leed te dragen. 2. machteloos: wat zou hij, de onmachtige?

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onmachtig

bn. (geen macht of kracht hebbende tot iets; niet in staat tot; machteloos): hij was onmachtig het paard in te houden.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onmachtig

(machtəch) bn. en bw. zonder macht, machteloos, niet in staat : hem in zijn vaart te stuiten ; een schepsel.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onmachtig

bn. en bw. (-er, -st), 1. geen macht hebbend tot iets, daartoe niet in staat: onmachtig iets te ondernemen; 2. machteloos.

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onmachtig

bn. bw. (-er, -st), (bijb.) geen macht hebben over iets : een zeker man zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijns moeders lijf; zichzélf onmachtig, buiten zichzelven, uitgelaten, in verrukking; — geen macht hebben tot iets, daartoe niet in staat: onmachtig zijn leed te dragen; machteloos: wat zou hij, de onmachtige?