Onhandigheid
s., ûnhandigens, ûnredsumens, knoffeligens.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. het onhandig-zijn. 2. (...heden) onhandige daad: het was geen boos opzet, maar een onhandigheid.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v., 1. het onhandig-zijn; 2. (-heden), onhandige daad: het was geen boos opzet, maar een onhandigheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: