Wat is de betekenis van ongestoord?

2025-06-14
Prisma Nederlands Fries

Schrijver op Ensie

2025-06-14
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-06-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongestoord

bn., niet door iets (onaangenaams) afgebroken, ononderbroken: een schier ongestoorde eensgezindheid: zij smaakten een ongestoord geluk; ongestoord en onbemerkt; — (bw.) zonder stoornis: ongestoord studeren kunnen.

2025-06-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ongestoord

ongestoord - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet onderbroken (door iets vervelends) dus lekker rustig Hij kon ongestoord werken en maakte dus geen fouten. Woordherkomst antoniem van gestoord met het voorvoegsel on-

2025-06-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ongestoord

ongestoord - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ge-stoord 1. niet onderbroken door iets vervelends ♢ we hebben ongestoord kunnen eten vanavond 2. zonder storing ♢ we ontvingen op onze radio een...

2025-06-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ongestoord

adj. & adv., fredich.

2025-06-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongestoord

bn., bw. (niet door iets [onaangenaams] afgebroken): een ongestoorde rust; ongestoord studeren, zonder stoornis.

2025-06-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongestoord

(ongə'sto:rt) bn. en bw. 1. door niets onaangenaams afgebroken : een geluk. 2. zonder stoornis : studeren.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-06-14
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ongestoord

bn., niet door iets (onaangenaams) afgebroken, onderbroken: zij smaakten een ongestoord geluk; zonder storing: een ongestoorde ontvangst.