Wat is de betekenis van Ongenegen?

2025-04-26
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongenegen

bn. (-er, -st), 1. ongezind (tot iets); hij is daartoe niet ongenegen, hij wil het wel doen. 2. geen genegenheid gevoelend: Karel de Stoute was de stad niet ongenegen.

2025-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongenegen

(ongə'ne:gən) bn. (-er, -st) 1. niet gezind : zich tot iets tonen ; niet om op dat punt enige voldoening te geven. 2. geen genegenheid gevoelend : de vorst was die stad niet -.

2025-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ongenegen

bn. (-er, -st), ongezind (tot iets); meestal met ontkenning: hij is daartoe niet ongenegen, hij wil het wel doen.

2025-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ongenegen

Ongenegen bn. (-er, -st), ongezind tot iets: hij is daartoe niet ongenegen, hij wil het wel doen; zijn meesteres toonde zich ongenegen de ondankbaren nog langer te ondersteunen; zij waren niet ongenegen hem als Heer te huldigen; — geen genegenheid gevoelend voor iem. : Karei de Stoute was de stad niet ongenegen. ONGENEGENHEID, v.

2025-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten