ongelegen
...
Wiktionary (2019)
ongelegen - Bijvoeglijk naamwoord 1. op een ongeschikt tijdstip ♢ Dat komt me ongelegen. Woordherkomst afleiding van gelegen met het voorvoegsel on-
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. (vero.) niet gunstig gelegen: alzo de haven ongelegen was om te overwinteren (Hand. 27 : 12); 2. niet schikkende: de dood van die man komt heel ongelegen ; een bezoek dat mij niet ongelegen kwam ; — je komt nu werkelijk ongelegen, op een voor mij ongeschikt ogenblik : hij komt altijd op zulke ongelegen tijden.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.: de haven was ongelegen, Hand. 27 : 12, niet gunstig gelegen; hij kwam op ongelegen (of: te ongelegener) tijd, ongeschikt; gij komt ongelegen, niet van pas; op een ongelegen uur.
Jozef Verschueren (1930)
(ongə'le:gən) bn. en bw. (-er, -st) 1. niet gunstig gelegen: die haven is -. 2. niet van pas : dat is, komt, valt -. 3. ongeschikt : op tijd.
Dr. L. Brouwers (1928)
Adjectief: ongelegen, inopportuun. Werkwoord: ongelegen komen, miskomen (Zn.), te ondeeg komen, iem. dienen als een vuist op (in) zijn oog, het ergens slecht treffen, gek treffen (komen), importuneren, het is buiten de haak. Naamwoord: ontijd, importuniteit. Bijwoord: ongelegen, te kwader uur, te onzaliger ure, ongezo...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), niet schikkend: een bezoek dat mij niet kwam, je komt nu werkelijk -, op een voor mij ongeschikt ogenblik.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: