Wat is de betekenis van Ongehoorzaam?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ongehoorzaam

ongehoorzaam - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet bereid gehoor te geven aan gestelde regels Dit is de ongehoorzaamste leerling van de klas. Woordherkomst afgeleid van gehoor met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -zaam antoniem van gehoorzaam (stam van het werkwoord gehoorzam...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ongehoorzaam

ongehoorzaam - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ge-hoor-zaam 1. wie doet wat niet mag ♢ hij luistert niet naar me, hij is ongehoorzaam Bijvoeglijk naamwoord: on-ge-hoor-zaam ... is ongehoorzamer dan ... ...

2024-04-25
MOM's lexicon van de opvoedmisstanden

Marga Schiet (2003)

Ongehoorzaam

Zelfs heel jonge kinderen wachten al tot je je omdraait of de kamer uitloopt om stoute dingen te doen. In het tweede jaar is een kind in staat om zich zelf voort te bewegen. Hij kan zonder hulp van moeder zijn omgeving leren kennen omdat hij heeft leren lopen. Hij oefent zijn motoriek en onderzoekt met grote gretigheid de omgeving. Om de omgeving t...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ongehoorzaam

adj., oer-, wanhearrich dôf-, douhûdich, stiifhûdich; — zijn, net om lyk wolle, neat om sizzen jaen.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongehoorzaam

bn. (...zamer, -st), niet gehoorzaam.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongehoorzaam

bn., bw. (niet gehoorzaam aan iem. wien men ondergeschikt is).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongehoorzaam

(ongə'ho:rza:m) bn. en bw. (...zamer, -st) niet gehoorzaam ; gij moogt niet zijn.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Ongehoorzaam

Adjectief: ongehoorzaam, ongezeglijk, onlijdzaam, ongedwee, onwillig, ongewillig, kwaadwillig, indociel, afkerig, protocollig (..kollig), kitteltongig, geïndisciplineerd, wederspanning, wederstrevig, stout, dwingeiig, dwingend, balorig, wanordelijk, onbedwingbaar, hoekig, breidelloos, zweephard, opstandig, oproerig, omwentelingsgezind,...