ongebreideld
ongebreideld - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ge-brei-deld 1. door niets belemmerd, door niets ingetoomd ♢ ik zie bij hem een ongebreidelde hebzucht Bijvoeglijk naamwoord: on-ge-brei-deld de/het ongebreidelde .....
Muiswerk Educatief (2017)
ongebreideld - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ge-brei-deld 1. door niets belemmerd, door niets ingetoomd ♢ ik zie bij hem een ongebreidelde hebzucht Bijvoeglijk naamwoord: on-ge-brei-deld de/het ongebreidelde .....
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., niet gebreideld, niet betoomd, niet beteugeld: de ongebreidelde hartstochten; ongebreidelde hebzucht.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(het accent wisselt), bn. en bw., niet gebreideld, niet betoond, niet beteugeld: de ongebreidelde hartstochten.
J.H. van Dale (1898)
Ongebreild bn. bw. niet gebreideld, niet betoomd, niet beteugeld: de ongebreidelde hartstochten.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: