Wat is de betekenis van ongebonden?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ongebonden

ongebonden - Bijvoeglijk naamwoord 1. van boeken niet ingebonden maar geplakt Ongebonden boeken zijn veel goedkoper dan gebonden exemplaren maar gaan ook veel minder lang mee. 2. een makkelijke, losse manier van doen en stijl „Ik wil weten wat ik moet doen als i...

2024-04-20
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

ongebonden

ongebonden - Te gebruiken om verzameld materiaal te beschrijven dat is gecollationeerd, maar nooit gebonden, zoals stukken die in bladen of katernen zijn gelaten. Gebruik @'pulled' (ALT of 'pulling') om verzamelde stof te beschrijven die uit zijn boekband is genomen om opnieuw te worden ingebonden. Gebruik 'disbinding'...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ongebonden

adj., losbannich, los; (in bet spreken), los yn it sizzen, los yn 'e mûle.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongebonden

bn., 1. niet ingebonden: een groot deel van de oplaag is nog ongebonden; 2. niet opgebonden, loshangend: haar ongebonden haar golfde om haar schouders; 3. niet aan maat of rijm gebonden: ongebonden stijl, het proza ; 4. (-er, -st) losbandig, libertijns: een ongebonden levenswijze; de ongebonden scherts der jeugdige officieren.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongebonden

bn. (niet ingebonden): werken van Cats, nog ongebonden; de ongebonden stijl, niet aan maat of rijm gebonden; een ongebonden levenswijze, losbandig; zegsw. ongebonden best, niet gehuwd.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongebonden

(ongə'bondən) bn. en bw. (-er, -st) 1. niet ingebonden : werken van nieuwe dichters, nog -. 2. niet aan maat of rijm gebonden : stijl of proza. 3. loszinnig : een levenswijze. Syn. ➝ lichtzinnig. 4. niet gehuwd : best!.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ongebonden

(het accent wisselt), bn., niet ingebonden, plano: een groot deel van de oplaag is nog ongebon'den; niet aan maat of rijm gebonden: on'gebonden stijl, het proza; (—er, —st), losbandig, libertijns: een on'gebonden levenswijze.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ongebonden

Ongebonden bn. niet ingebonden: werken van oude en nieuwe dichters, nog ongebonden; —: niet opgebonden, los hangend: haar ongebonden haar golfde om haar schouders; — (dicht.) ongeboeid : hij trede den Raad alleen en ongebonden binnen; (van den stijl) ongebonden stijl, het proza; — (-er, -st), uitgelaten, losbandig, ongeregeld : ee...

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Ongebonden

zie Los.