Wat is de betekenis van Ongans?

2024-04-20
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

ongans

(19e eeuw) (inf.) onwel; misselijk; ziek. In uitdrukking zoals 'zich ongans eten (breien enz.)': zonder ophouden, tot men het benauwt krijgt. • Nog zegt men algemeen zich ongans eten voor, zich ziek eten. (Nieuw Nederlandsch taalmagazijn: tijdschrift voor de werkdadige ..., Volume 3. 1856) • De oma, een stokoude dove en halfblinde dikzak...

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ongans

ongans - Bijvoeglijk naamwoord 1. ongezond, onwel ongans - Zelfstandignaamwoord 1. schapeziekte veroorzaakt door leverbot Woordherkomst antoniem van gans met het voorvoegsel on- Synoniemen galligheid, leverbotziekte, ongansheid Antoniemen gans

2024-04-20
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Ongans

zich - eten/lezen/werken enz. erg veel eten, lezen; erg hard werken enz. Ongans bet. hier ‘onwel, ziek, misselijk, ongezond’. Al bij Chr. Stapelkamp in ‘Lexicologische aantekeningen’ (Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Letterkunde,Leiden 1949). Sterker nog, de man las zich ongans aan de escapades van Courtney. (Oor, 07/05/94)

2024-04-20
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Ongans

betekent aan leverbotziekte lijdende.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ongans

I. bn., 1. (vero.) ongezond, ziekelijk; — onwel: zich ongans eten, zoveel eten dat het benauwt, dat men er last van krijgt; 2. gortig (van varkens); gallig (van schapen): één ongans schaap besmet de kudde ; 3. ongaaf, (van ijzer) door de inmenging van slakken enz.; die steen is ongans, met fijne scheuren en aderen ; II. zn. o...

2024-04-20
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Ongans

of galligheid, schapenziekte in vochtige drassige landen. Gevolg van leverbotziekte*.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ongans

bn. (ongezond, ziekelijk, onwel; ook: garstig, gortig, gallig, bij vee): ik ben zo ongans, gmz.; onganse schapen; zie g a n s.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ongans

('on) bn. 1. ongezond, ziekelijk : vee. 2. Volskt. onwel: zich eten.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ongans

bn., ongezond, ziekelijk; onwel: zich — eten; gortig (van varkens); gallig (van schapen): één — schaap besmet de kudde; zn. o., (diergeneeskunde) leverbotziekte.