Wat is de betekenis van onfris?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onfris

onfris - Bijvoeglijk naamwoord 1. onhygiënisch 2. slecht, verwerpelijk Woordherkomst antoniem van fris met het voorvoegsel on- Antoniemen fris

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onfris

onfris - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-fris 1. vies, niet goed gewassen ♢ het vriendje van Linette ziet er altijd zo onfris uit 2. wie foute dingen doet ♢ die man is een onfrisse figuur, d...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onfris

adj. & adv., goar, suterich; — ruiken, stjonke; — water, lou wetter.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onfris

bn. bw., 1. niet schoon gewassen, niet helder : er on'fris uitzien ; 2. niet lekker, niet volkomen gezond: zich onfris' gevoelen.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onfris

bn., bw.; onfrisser, meest onfris (niet fris, helder): onfris linnen; er onfris uitzien; zich onfris voelen, onlekker.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onfris

bn. (-ser, -t) 1. ('on) niet schoon gewassen : er uitzien. 2. ('fris) onlekker : zich gevoelen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onfris

bn. en bw., niet schoongewassen, niet helder: er — uitzien; niet lekker, niet volkomen gezond: zich — voelen; (fig.) moreel onzindelijk, bedenkelijk: een — zaakje.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)