Wat is de betekenis van Oneffen?

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

oneffen

(bn.) in België ook: iets meer dan.- honderd frank en oneffen, honderd (en) zoveel frank, iets meer dan honderd frank. Dus eiste hij een vast bedrag, waarmee hij hoogstpersoonlijk aan de slag zou gaan. 300.000 en oneffen frank van xxx, die de nieuwe Lotti moest worden. En.500.000 van xxx. - HV, 18-05-2002.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Oneffen

adj., ûnsljocht, ûnegael, ûneffen, hulterich, bulterich, hulterich en bulterich, hobbelich, robb(el)ich, robberich, rodzich, roffelich, ronfelich, bokkelich, strompelich, galich.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Oneffen

bn. (-er, -st), 1. ongelijk, ruw, hobbelig: die straat is zeer onef'fen, mocht wel opnieuw bestraat worden ; het ivandelen over on'effen heigronden; 2. (vero.) ruw, onwelvoeglijk : een on'effen woord; 3. (w. g.) oneven : ’t on'effen tal van de Muzen ; — (jag.) een on'effen achtender, een hert dat aan de ene zi...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

oneffen

bn. (niet effen, ongelijk; fig. ruw, onbetamelijk): een oneffen vlakte; fig. hij spreekt geen oneffen woord; Z.-N. twintig frank en oneffen, iets meer dan.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

oneffen

(on'effən) bn. en bw. (-er, -st) 1. ongelijk : die straat is zeer -. 2. onwelvoeglijk, ruw : woorden. 3.niet vereffend : rekeningen.

2024-04-25
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Oneffen

Adjectief: oneffen, zo oneffen als een rasp, ongelijk, ongeschaafd, onbeschaafd, inegaal, grof, grofachtig, overgrof, ruw, rouw, rul, ruig, spreu, wollig, harig, ruigharig, greinig, korstig, korstachtig, gekorst, schraal, geribd, ribbelig, geribbeld, rimpelig, nervig, kartel, kartelig, rompelig, schrompelig, hobbelig, hobbelachtig, hobbelig,...

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Oneffen

Oneffen bn. (-er, -st), ongelijk, ruw, hobbelig : die straat is zeer oneffen, mocht wél opnieuw bestraat worden; het wandelen over oneffen heigronden; — ruw, onwelvoeglijk : een oneffen woord; — (w. g.) oneven : ’t oneffen tal van de Muzen; —niet verrekend (van rekeningen enz.): hij had nog veel oneffen rekeningen, no...