Wat is de betekenis van ondraaglijk?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ondraaglijk

ondraaglijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet te verdragen, niet uit te houden Kinderen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden, moeten zelf kunnen vragen om euthanasie Woordherkomst antoniem van draaglijk met het voorvoegsel on- Antoniemen draaglijk Verwante begrippen...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ondraaglijk

ondraaglijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-draag-lijk 1. niet (goed) te verdragen ♢ de pijn is ondraaglijk 2. wat je niet uit kunt staan ♢ zij hebben zo'n ondraaglijke kapsones! ...

2024-04-20
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Ondraaglijk

De -e lichtheid van het bestaan titel van een (verfilmde) roman (1984) van de Tsjechische schrijver Milan Kundera (geb. 1929). In de pers duiken er verschillende, al dan niet grappige, varianten van deze ondertussen gevleugelde uitdr. op, zoals: De ondraaglijke slechtheid van de mens. (Rita Kohnstamm: Het echte leven is geen meisjesboek, 1993) De...

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ondraaglijk

bn. bw. (-er, -st), 1. niet te verdragen : een ondraaglijke stank, hitte ; dat maakte de Franse dwingelandij nog ondraaglijker; ondraaglijk warm; 2. onuitstaanbaar : zij had een ondraaglijke nuf kunnen worden; een ondraaglijk trotse familie.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ondraaglijk

bn., bw. (niet te verdragen): een ondraaglijke stank; een ondraaglijke toestand; ondraaglijk warm, in hoge mate.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ondraaglijk

(on'dra:chlək) I. bn. en bw. (-er, -st) 1. niet te verdragen : een -e hitte. 2. onuitstaanbaar : een -e jongen; een nufje. Syn. onduldbaar, onverdraaglijk. Tgst. → draaglijk. II. bw. zeer : warm;lang spreken.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ondraaglijk

bn. en bw. (—er, —st), niet te verdragen: een ondraaglijke stank, hitte; dat maakte de Franse dwingelandij nog ondraaglijker; — warm; onuitstaanbaar: een — trotse familie.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ondraaglijk

Ondraaglijk bn. bw. (-er, -st), niet te verdragen : een ondraaglijke stank; eene ondraaglijke hitte; dat maakte de Fransche dwingelandij nog ondraaglijker; het was gisteren ondraaglijk warm; (van pers.) onuitstaanbaar : zij had eene ondraaglijke nuf kunnen worden; hij heeft eene ondraaglijk trotsche familie. ONDRAAGLIJKHEID, v. (ook) (mv. ...heden)...