ondeugend
ondeugend - Bijvoeglijk naamwoord 1. stout, ongehoorzaam 2. grappig en uitdagend Woordherkomst Afgeleid van deugend met het voorvoegsel on-
Nederlandstalige WikiWoordenboek
ondeugend - Bijvoeglijk naamwoord 1. stout, ongehoorzaam 2. grappig en uitdagend Woordherkomst Afgeleid van deugend met het voorvoegsel on-
Nederlands woordenboek voor onderwijs
ondeugend - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-deu-gend 1. wie doet wat niet mag ♢ Bas was erg ondeugend: hij pakte een snoepje uit de trommel 2. grappig en uitdagend ♢ Douglas keek me aan met...
Nu slechts 21,95!
Geschreven door Dr. E. Schröder, 1980
Ondeugend behoort met onnozel, ongerijmd, onbehouwen, onverschillig en andere tot die woorden waarvan de vorm zonder onontbreekt. Het voorvoegsel heeft hier meer dan een ontkennende betekenis, het heeft ook de kracht van iets verkeerds. Dat verkeerde was vroeger veel sterker aanwezig dan thans. Vooral in de 18e eeuw betekende ondeugend: slecht in z...
Nederlandse encyclopedie
bn. (—er, —st), kwaad van aard: een ondeugende hond; gewaagd: die plaatjes zijn nogal —; stout, ongezeglijk, brutaal; guitig, spotachtig, plaagziek: geestig en — was hij van natuur; (bw.) schalks: als hij die grap vertelt, kijkt hij altijd zo —.
Friesch woordenboek
adj. & adv., ûndogens, stoarmsk, stout; — kind, njirrebrod (it) heiden, prakke.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
bn. (-er, -st), 1. (vero.) aan ondeugd overgegeven, kwaad van aard: een ondeugende hond; 2. stout, ongezeglijk, brutaal: uw ondeugend gedrag; ondeugend kind dat je bent; — (fig.) hij is ondeugend geweest, heeft van de kaas gesnoept; 3. guitig, spotachtig, plaagziek: geestig en ondeugend was hij van natuur; — (bw.) schalks : als hij di...
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
bn., bw. (1 kwaad van aard, niet deugend; van kinderen: stout, ongezeglijk; 2 licht spottend, plaagziek; 3 gunstig: schalks): 1 een ondeugend paard; een ondeugend kind; 2 een ondeugende blik; 3 hij kijkt altijd zo ondeugend.
Modern Woordenboek (1930-1961)
(on'deugənt) bn. en bw. (-er, -st) 1. kwaad : een paard, gedrag. 2. ongezeglijk, brutaal: -e kinderen. Syn. stout. Tgst. braaf. 3. guitig, schalks : van natuur; -e blikken, toespelingen; iets -s in de kijkers hebben; iets -s vertellen.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Ondeugend bn. (-er, -st), aan ondeugd overgegeven, zedelijk slecht, (w. g.): nu vind ik dat een mensch ’s avonds altijd iets beter is, of minder ondeugend liever, dan ’s morgens; — stout, ongezeglijk, brutaal: uw ondeugend gedrag; ondeugend kind, dat je bent; — niet goedig, niet vergoelijkend, guitig, spotachtig, plaagziek...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.