onderknuppel
(1895) (inf.) ondergeschikte, hulpkracht, loopjongen. Reeds opgetekend in 1936 (door J.H. van Lessen: 'Klanknabootsing als taalvormend element'). Sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw veel couranter in gebruik, al wordt de term door weinig woordenboeken vermeld. Vgl. futubol*. • onderknuppel; schimpend voor: ondergeschikte, lage rijksa...