Wat is de betekenis van Onderen?

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onderen

onderen - bijwoord uitspraak: on-de-ren 1. beneden, aan de benedenzijde ♢ de rok liep van onderen wijd uit 1. van onderen! [waarschuwing: ga aan de kant!] Bijwoord: on-de-...

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onderen

bw. in verb. met de vz. naar, ten, van. I. naar onderen, naar de onder- of benedenzijde, naar beneden: een blauwzijden, naar onderen openhangend wambuis; als je naar onderen gaat, neem dan mijn hoed mee; II. (Zuidn.) ten onderen; zich ten onderen geven, zich onderwerpen: dan gaven zij zich ten onderen, alweer met verlies van...

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onderen

bw.: met de voorzetsels naar, van, b.v. naar onderen gaan, beneden; van onderen, b.v. uw japon is van onderen nat; zegsw. Heila, van onderen, waarschuwing voor hen, die beneden staan of gaan; Z.-N. ten onderen houden, in bedwang houden; zich ten onderen geven, zich onderwerpen.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onderen

(‘ondərən) bw. onder, alleen in de verbinding met voorzetsels: I. naar -, naar beneden: naar gaan, moeten II. van - 1. aan de benedenzijde: de broek is van te lang; heila, van -, waarschuwing aan hen die zich beneden bevinden 2. van beneden, uit de laagte: de rook komt van -; van tot boven; van op dienen, bij de laagste rang beginnen.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onderen

bw., in verbinding met de voorzetsels naar en van: i. naar -, naar de onder- of benedenzijde, naar beneden: als je naar gaat, neem dan mijn jas mee; n. van -, 1. aan de benedenzijde: de mouwen, nauw aan de schouder, liepen van — breed uit; haar rok was van afgebiesd; 2. weg van een punt beneden; m.n. in de uitroep van /waarschuwing aan degen...

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onderen

bw. van plaats en van toestand; naar onderen, (in ’t algem.) naar de onderzijde (van iets), naar de benedenzijde, benedenwaarts : een blauwzijden, naar onderen openhangend wambuis; — naar onderen, (in ’t bijz.) naar het benedengedeelte van het huis; hetzelfde als het meer gewone naar beneden: als ge naar onderen gaat, neem dan mij...

2024-04-16
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Onderen

Onderen, bijw. zie op ONDER; van - op dienen, alle rangen doorloopen (bij bevordering).