Onderdoor
bw., 1. van richting: onder iets door zodat men aan de andere zijde ervan uitkomt: het hek was dicht, maar de kat kroop er onderdoor [bij uitbr. zegt men ook: een poort, een tunnel onderdoor gaan, hoewel men er door, niet er onder gaat]; — met ellips van het werkw.: de brug is te laag, de schepen kunnen er niet onderdoor (va...