Wat is de betekenis van onbetrouwbaar?

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onbetrouwbaar

onbetrouwbaar - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-be-trouw-baar 1. wat je niet kunt vertrouwen ♢ deze ladder is onbetrouwbaar, het hout is slecht 2. wie je niet kunt vertrouwen ♢ geloof haar m...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onbetrouwbaar

adj. & adv., net bi-, fortroud, ûnbitrouber; (van ijs), wrak.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbetrouwbaar

bn., niet betrouwd kunnende worden, waarop men zich niet verlaten kan, niet te vertrouwen: hij is door en door onbetrouwbaar; het onbetrouwbaar lot; die mededelingen, cijfers zijn onbetrouwbaar.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onbetrouwbaar

bn. (-der, -st), waarop men zich niet verlaten kan, niet te vertrouwen: hij is door en door —; het lot; die mededelingen, cijfers zijn -.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbetrouwbaar

bn. niet betrouwd kunnende worden, niet te betrouwen : het onbetrouwbaar lot; die mededeelingen, telegrammen zijn onbetrouwbaar; een onbetrouwbaar rapport.