Wat is de betekenis van Onbeteugeld?

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbeteugeld

bn., niet in toom gehouden, teugelloos, woest: het onbeteugeld ros; in onbeteugelde woede; de onbeteugelde vaart van zo woeste hartstochten.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onbeteugeld

('teugəlt) bn. en bw. niet door dwang in toom gehouden: een ros; -e driften. Syn. → bandeloos.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbeteugeld

bn. teugelloos, woest: het onbeteugeld ros; in onbeteugelde woede; wie stuit de onbeteugelde vaart van zoo woeste hartstochten.

2024-04-23
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Onbeteugeld

zie Bandeloos.