onbetekenend
onbelangrik.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), niet veel betekenend, onbeduidend, onbelangrijk: onbetekenende mensen; een onbetekenende wonde; een onbetekenend voorval; onbetekenende gesprekken.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (niet veel betekenend; onbeduidend): het was een onbetekenend man; iemand met een onbetekenend voorkomen; een onbetekenend voorval, weinig belangstelling verdienend.
Jozef Verschueren (1930)
(onbə'te:kənənt) bn. en bw. (-er, -st) onbeduidend, onbelangrijk: een mens; -e gesprekken.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(het accent wisselt), bn. (-er, -st), niet veel betekenend, onbeduidend, onbelangrijk: een onbetekenend bedrag; de schade is onbetekenend.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: