Wat is de betekenis van Onbeschaafdheid?

2024-10-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onbeschaafdheid

s., ûnbiskaefdens, ûnbisnoeidens.

2024-10-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbeschaafdheid

v., 1. gemis van beschaving en ontwikkeling: de onbeschaafdheid van sommige mensen; 2. (...heden) handeling die van gemis van beschaving en ontwikkeling, van ruwheid of ongemanierdheid getuigt: de onbeschaafdheden van het voorgeslacht.

2024-10-14
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbeschaafdheid

v. het gemis van beschaving en ontwikkeling: de onbeschaafdheid der lagere volksklassen; — (...heden), eene handeling die van gemis van beschaving en ontwikkeling, van ruwheid of ongemanierdheid getuigt: omdat de kieschheid der 19de eeuw er een mantel werpt over de onbeschaafdheden van het voorgeslacht.