Wat is de betekenis van Onbenul?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onbenul

onbenul - Zelfstandignaamwoord 1. (n) volledig gebrek aan inzicht, besef, begrip 2. (f) / (m) iemand zonder enig benul (zie hiervoor) van wat dan ook Woordherkomst Afgeleid van benul met het voorvoegsel on- Antoniemen benul

2024-04-23
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Onbenul

iemand die geen verstand heeft of zonder enig benul handelt; domoor. Het WNT vermeldt geen vindplaatsen. Zie ook koning onbenul.Klets niet zo stom, onbenul! (M. Remacle, Ouwe Niek en Zwartbaard. In vlammende woede, 1974) Nou, dan maar niet hoor, onbenul. (W.F. Hermans, Uit talloos veel miljoenen, 1981)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbenul

m. en v. (-len), iem. die geen benul of verstand bezit, die zonder benul handelt; dommerik, stumper: groter onbenul zag ik van mijn leven niet.

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onbenul

m. en v. onbenullen (dommerik).

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onbenul

(‘onbənul) m. en v. (-len) die geen benul heeft, dommerik, lomperd.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbenul

m. en v. (-len), een mensch die geen benul of verstand bezit, die zonder benul handelt; een dommerik, stumper : ’t is een rechte onbenul; grooter onbenul zag ik van mijn leven niet.

2024-04-23
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)