Wat is de betekenis van Onbedekt?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onbedekt

onbedekt - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder dat wat er gewoonlijk als afscherming overheen zit De tafel staat bij het raam en is kaal en onbedekt. 2. (figuurlijk) openlijk, zonder iets te verbergen Wilt gij biechten zo 't behoort,
Zeg dan alles onbedekt
...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onbedekt

adj., ûnbidutsen, bleat.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onbedekt

bn. bw., niet bedekt: de hals onbedekt' dragen; — bw., op openlijke, onverholen wijze, onbewimpeld: ik heb het hem onbedekt gezegd.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onbedekt

(onbə’dekt) 1. bn. en bw. niet bedekt. 2. bw. onverholen, onbewimpeld: iemand iets zeggen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onbedekt

(het accent wisselt), bn. en bw., niet bedekt: de hals onbedekt' dragen; bw., op openlijke wijze, onbewimpeld: ik heb het hem on'bedekt gezegd.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onbedekt

bn. bw. niet bedekt: den hals onbedekt dragen; — bw. van wijze, op onbedekte, onverholen wijze, rond en open, onbewimpeld, zonder er doekjes om te winden : ik heb het hem onbedekt gezegd. ONBEDEKTHEID, v.