onafgebroken
onafgebroken - Bijwoord 1. zonder te stoppen ♢ De jongen was onafgebroken aan het fluiten. Woordherkomst Afgeleid van afgebroken met het voorvoegsel on-
Nederlandstalige WikiWoordenboek
onafgebroken - Bijwoord 1. zonder te stoppen ♢ De jongen was onafgebroken aan het fluiten. Woordherkomst Afgeleid van afgebroken met het voorvoegsel on-
Nederlands woordenboek voor onderwijs
onafgebroken - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-af-ge-bro-ken 1. de hele tijd ♢ ze zat onafgebroken naar me te staren Bijvoeglijk naamwoord: on-af-ge-bro-ken Synoniemen chronisch, continu, doorlopend, gedurig, permanent, permane...
Nederlandse encyclopedie
(het accent wisselt), bn. en bw., 1. niet afgebroken, aaneengeschakeld, doorlopend: 40 jaar on’afgebroken dienst; een on’afgebroken reeks van ongelukken; 2. zonder tussenpoos, voortdurend, aanhoudend: zijn rust was onaf’gebroken en verkwikkend.
Friesch woordenboek
adv., sûnder ophâlden, oan ien tried wei.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
bn. bw., 1. niet afgebroken, aaneengeschakeld, doorlopend: een onafgebroken reeks van oplettendheden, van ongelukken; 2. zonder tussenpoos, voortdurend, aanhoudend: zijn rust was onafgebroken en verkwikkend; — bw., onafgebroken waren zijn ogen op haar gevestigd.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
bn., bw. (aaneengeschakeld, aanhoudend): een onafgebroken worsteling; men roerde onafgebroken de trom.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Onafgebroken bn. bw. niet afgebroken, aaneengeschakeld, doorloopend: eene onafgebroken reeks van oplettendheden; eene onafgebroken reeks van rijtuigen; — zonder eenige tusschenpoos voortdurend, aanhoudend: mocht zijne slaapstede ook niet zacht zijn, toch was zijne rust onafgebroken en verkwikkend; — bw. zonder tusschenpoozen, aanhouden...
Handwoordenboek van Nederlansche Synoniemen 1898
zie Aanhoudend.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.