Wat is de betekenis van onafgebroken?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

onafgebroken

onafgebroken - Bijwoord 1. zonder te stoppen De jongen was onafgebroken aan het fluiten. Woordherkomst Afgeleid van afgebroken met het voorvoegsel on-

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onafgebroken

onafgebroken - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-af-ge-bro-ken 1. de hele tijd ♢ ze zat onafgebroken naar me te staren Bijvoeglijk naamwoord: on-af-ge-bro-ken Synoniemen chronisch, continu, doorlopend, gedurig, permanent, permane...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Onafgebroken

adv., sûnder ophâlden, oan ien tried wei.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onafgebroken

bn. bw., 1. niet afgebroken, aaneengeschakeld, doorlopend: een onafgebroken reeks van oplettendheden, van ongelukken; 2. zonder tussenpoos, voortdurend, aanhoudend: zijn rust was onafgebroken en verkwikkend; — bw., onafgebroken waren zijn ogen op haar gevestigd.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onafgebroken

bn., bw. (aaneengeschakeld, aanhoudend): een onafgebroken worsteling; men roerde onafgebroken de trom.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onafgebroken

(on'afchəbro:kən) bn. en bw. aaneengeschakeld, doorlopend: een reeks van rijtuigen; jaren van moeite, voortdurend. Syn. ➝ aanhoudend.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onafgebroken

(het accent wisselt), bn. en bw., 1. niet afgebroken, aaneengeschakeld, doorlopend: 40 jaar on’afgebroken dienst; een on’afgebroken reeks van ongelukken; 2. zonder tussenpoos, voortdurend, aanhoudend: zijn rust was onaf’gebroken en verkwikkend.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)