onafgebroken
onafgebroken - Bijwoord 1. zonder te stoppen ♢ De jongen was onafgebroken aan het fluiten. Woordherkomst Afgeleid van afgebroken met het voorvoegsel on-
Wiktionary (2019)
onafgebroken - Bijwoord 1. zonder te stoppen ♢ De jongen was onafgebroken aan het fluiten. Woordherkomst Afgeleid van afgebroken met het voorvoegsel on-
Muiswerk Educatief (2017)
onafgebroken - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-af-ge-bro-ken 1. de hele tijd ♢ ze zat onafgebroken naar me te staren Bijvoeglijk naamwoord: on-af-ge-bro-ken Synoniemen chronisch, continu, doorlopend, gedurig, permanent, permane...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., 1. niet afgebroken, aaneengeschakeld, doorlopend: een onafgebroken reeks van oplettendheden, van ongelukken; 2. zonder tussenpoos, voortdurend, aanhoudend: zijn rust was onafgebroken en verkwikkend; — bw., onafgebroken waren zijn ogen op haar gevestigd.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (aaneengeschakeld, aanhoudend): een onafgebroken worsteling; men roerde onafgebroken de trom.
Jozef Verschueren (1930)
(on'afchəbro:kən) bn. en bw. aaneengeschakeld, doorlopend: een reeks van rijtuigen; jaren van moeite, voortdurend. Syn. ➝ aanhoudend.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(het accent wisselt), bn. en bw., 1. niet afgebroken, aaneengeschakeld, doorlopend: 40 jaar on’afgebroken dienst; een on’afgebroken reeks van ongelukken; 2. zonder tussenpoos, voortdurend, aanhoudend: zijn rust was onaf’gebroken en verkwikkend.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: