Wat is de betekenis van omkleedsel?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omkleedsel

omkleedsel - Zelfstandignaamwoord 1. datgene waarmee iets omkleed of bekleed is, omhulsel Woordherkomst Naamwoord van handeling van omkleden met het achtervoegsel -sel Synoniemen omkleding

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omkleedsel

s.n., omklaeisel (it), omskot (it).

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omkleedsel

o. (-s, -en), iets dat strekt om te omkleden, datgene waarmede iets bekleed is; — (meest fig.) omhulsel.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omkleedsel

o. omkleedsels (omhulsel, bedeksel).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omkleedsel

(om'kle:tsəl) o. (-s) omkleding (II): het lichaam is het stoffelijk van ons wezen.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omkleedsel

omkleedsel, o. (-s, -en), iets dat strekt om te omkleeden, datgene waarmede iets bekleed is; (meest fig.) het omhulsel, waarmede iets getooid of versierd is, of waaraan het zijn uiterlijk aanzien ontleent; (in ’t bijz., in den hoogeren stijl) het lichaam, voorgesteld als een kleed, als het omhulsel der ziel.