Wat is de betekenis van omkeren?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omkeren

omkeren - Werkwoord 1. ergatief omdraaien en terugkeren Daarna was hij maar omgekeerd, omdat het te laat begon te worden. 2. (ov) omdraaien: de andere zijde boven- of voorleggen 3. (ov) omdraaien: in het tegenovergestelde doen veranderen 4. (refl) zich ~: zich omdraaien Verwante...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

omkeren

omkeren - regelmatig werkwoord uitspraak: om-ke-ren 1. het in tegenovergestelde richting brengen ♢ zij heeft de pan met aardappels omgekeerd 2. in tegengestelde richting gaan ♢ op weg naar zijn...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omkeren

(keerde om, heeft en is omgekeerd). I. overg. 1. andersom plaatsen: een kaart omkeren; het hoofd omkeren; zijn kopje omkeren, bedanken voor meer (thee, koffie enz.); — (fig.) elk dubbeltje (tienmaal) omkeren, met spaarzaamheid te werk gaan, (ook) karig zijn; — zijn hand niet voor iets omkeren, er niet naar talen, er...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omkeren

keerde om, h., i. omgekeerd (omwenden, omdraaien, andersom plaatsen): een zandloper omkeren, het hoofd omkeren, een blad omkeren; refl. ik keerde mij nog eens om en sliep rustig door, zie omdraaien; zegsw. een dubbeltje driemaal omkeren: zeer spaarzaam zijn; het hart keert mij om (of: draait zich of: draait me om) in ‘t lijf, ik walg er van;...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omkeren

('om) (keerde om, omgekeerd) I. (heeft) 1. andersom keren, wenden: een kaart, een zak, het hoofd, zich -. ➝ blad, cent, dubbeltje, graf, rok, rol. Syn. keren. 2. onderstboven keren, vernielen, verwoesten: steden en dorpen -. 3. geheel veranderen: de orde van zaken -; in omgekeerde reden. ➝ teken, zaak. II. (is) 1. kerend omwenden: laat...

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

omkeren

(keerde om, heeft en is omgekeerd), I. (overg.) 1. andersom plaatsen: een kaart —; (zegsw.) elk dubbeltje (tienmaal) —, zuinig zijn, (ook) karig zijn; zijn hand niet voor iets —, er niet naar talen, er niet de minste moeite voor over hebben; zijn rokje —, van mening, gezindheid of partij veranderen; het blaadje is omgekeerd,...

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)