Wat is de betekenis van omdraaien?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omdraaien

omdraaien - Werkwoord 1. ergatief een halve slag draaien Het oliebol was vanzelf omgedraaid. 2. (ov) een halve slag doen draaien Hij draaide de bladzijde om. 3. (ov) in het tegenovergestelde doen veranderen T...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

omdraaien

omdraaien - regelmatig werkwoord uitspraak: om-draai-en 1. het in tegenovergestelde richting brengen ♢ hij draait zijn hoofd om 2. in tegengestelde richting gaan ♢ halverwege zijn we omgedraaid...

2024-04-16
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

omdraaien

een bladzijde omdraaien (omslaan, vgl. tourner la page)

2024-04-16
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

omdraaien

(draaide om, omgedraaid) - een blad(zijde) omdraaien, een blad(zijde) omslaan of <fig.> met een schone lei beginnen.

2024-04-16
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Omdraaien

Meestal zit ons iemand (of de angst!) op de hielen, die ons te pakken wil nemen - een hint van het onbewuste om het oog permanent gericht te houden op het gestelde doel.

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Omdraaien

v., omdraeije, -keare; zich —, swinke.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omdraaien

(draaide om, is en heeft omgedraaid), 1. (onoverg.) een draai maken om iets heen: een hoek omdraaien; 2. in de rondte om zijn as draaien: de aarde draait in vier en twintig uur eens om ; het hart draait me om in mijn lijf, aanduiding van misselijkheid of walging ; 3. zó draaien dat hetgeen vroeger vóór was nu achter komt: de...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omdraaien

draaide om, i. (1, 2, 3), h. (4, 5, 6, 7) omgedraaid (1 onder het rijden, lopen, varen een draai maken en daardoor om een hoek heengaan; 2 in de rondte draaien, om zijn as of in een cirkel bewogen worden; 3 in die richting zich draaien of zich wenden, dat hetgeen vroeger vóór was, nu achter komt; fig. van partij, richting wisselen; 4...