Wat is de betekenis van Omdijken?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

omdijken

omdíjken - Werkwoord 1. (ov) een gebied omringen met dijken De Markerwaard is wel omdijkt, maar nooit drooggelegd. omdijken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord omdijk Woordherkomst samenstellende afleiing van om (bijwoord) en dijk...

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Omdijken

(omdijkte, heeft omdijkt), (waterbouwk.) met een dijk omsluiten, van het aangrenzend water of land afscheiden door er een ringdijk om heen te leggen: dat land is niet omdijkt geweest.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

omdijken

omdijkte, h. omdijkt (mei een dijk, dijken omsluiten): kwelders omdijken.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

omdijken

(om'dijkən) (omdijkte, heeft omdijkt) met een dijk omsluiten. Syn. ➝ bedijken.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Omdijken

Omdijken (omdijkte, heeft omdijkt), (waterbouwk.) met een dijk omsluiten, van het aangrenzend water of land afscheiden, door er een ringdijk om heen te leggen: dat land is niet omdijkt geweest. OMDIJKING, v. het omdijken; — (mv. -en), de dijk waarmede een land of water is omsloten, de ringdijk.

2024-04-18
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Omdijken

zie Bedijken.