om een trantje gaan
(18e eeuw) (euf.) een wandelingetje maken; vaak met erotische bijbedoelingen. • Desniettemin: ik was verliefd en ging in 't vervolg Zondags met haar mee, als ze uitging om een trantje. (Anoniem: Ongelukkige levensbeschrijving van een Amsterdammer. 1965)