Wat is de betekenis van Olms?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

olms

(1860) (Barg.) oud, gek, kinds, niet goed wijs: wat doet hij olms! Zich olms houden is `simuleren'. Niet alleen als bijvoeglijk naamwoord (een olmse niese `een oude vrouw'), maar ook als zelfstandig naamwoord (ben je opnieuw bij je olmse thuis? `woon je weer bij je ouders?'). Olmspiese is `oudemannenhuis', soms ook `gekkenhuis'. Het woord is afgele...

2024-04-23
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

olms

oud In deze betekenis omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht. Vervolgens in 1906 opgenomen in De Boeventaal van Köster Henke. Volgens Köster Henke kon olms niet alleen ‘oud’ betekenen, maar ook ‘gek’ of ‘kindsch’. Als min of m...

2024-04-23
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

olms

(< Jidd. olom < Hebr. olaum, eeuwigheid), oud: De een tippelt op de dochter en de ander heeft weer liever de moeder ... Ik ... heb ze het liefst allebei, als de moeder niet te olms is natuurlijk, HARING ARIE1^.

2024-04-23
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Olms

Bargoens voor ‘oud, gek, kinds, niet goed wijs’: wat doet hij olms! Zich olms houdenis ‘simuleren’. Niet alleen als bijvoeglijk naamwoord {een olmse niese‘een oude vrouw’), maar ook als zelfstandig naamwoord {ben je opnieuw bij je olmse thuis?‘woon je weer bij je ouders?’). Olm- spieseis ‘oudemannenhuis’, soms ook ‘gekkenhuis’. Het woord is afgelei...

2024-04-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Olms

(Barg.) oud, ook: ouds, kinds; olmse: ouders; olmspiese: oudemannenhuis

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Olms

bn. bw., (Barg.) 1. oud; 2. gek, kinds: hij houdt zich olms, hij simuleert.

2024-04-23
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

olms

oud; ook: gek of kinds. Een olmse serrore, een oude man. Een olmse niese, een oude vrouw. Een stuk van ïoieen olms hemd. Een paar olmse lappen dienden voor kousen. Wat doet ie weer olms. Laat die goser toch, hij is olms.

2024-04-23
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

olms

olms - (argot), oud, ook oudsch, kindsch; „olmse”: ouders;„olmspiese”: oudemannenhuis.