Wat is de betekenis van Ogenschijnlijk?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ogenschijnlijk

ogenschijnlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. zo op het eerste gezicht, zo naar het uiterlijk Ogenschijnlijk deden de kinderen erg hun best, maar eigenlijk deden ze helemaal niets. Woordherkomst afgeleid van ogenschijn met het achtervoegsel -lijk Verwante begrippen schijnbaar

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ogenschijnlijk

ogenschijnlijk - bijwoord uitspraak: o-gen-schijn-lijk 1. het lijkt echt, maar dat is niet zo ♢ hij is ogenschijnlijk gezond, maar dat klopt niet Bijwoord: o-gen-schijn-lijk Synoniemen schijnbaar Tegenstellingen blijkbaar,...

2024-04-25
Nick Felix

Nick Felix (2014)

Ogenschijnlijk

Ogenschijnlijk betekent zoveel als: naar het schijnt, of schijnbaar. Iets wekt een bepaalde eerste indruk, maar bij een betere, tweede blik blijkt de toestand toch anders te zijn. Hier volgen twee voorbeelden om het gebruik van het woord ogenschijnlijk te duiden. 'Het gesprek bij de koffieautomaat gaat ogenschijnlijk over niets, maar er worden we...

2024-04-25
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Ogenschijnlijk

In de betekenis van ‘schijnbaar’ wordt ogenschijnlijk als correct beschouwd: ‘de uiterlijke, ogenschijnlijke betrekking der dingen’ (Van Dale). Het wordt echter ook soms als germanisme (D. ‘augenscheinlich’) gesignaleerd in de zin van ‘blijkbaar’ : ‘hij heeft ogenschijnlijk niet de bedoeling geh...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ogenschijnlijk

adj. & adv., skynber, eagenskynlik, sa foar it each.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ogenschijnlijk

bn. bw. (-er, -st), 1. (w. g.) klaarblijkelijk, duidelijk: de ogenschijnlijkste gevolgen van zijn hardnekkigheid; 2. zodanig als het zich bij een oppervlakkige beschouwing voordoet: de uiterlijke, ogenschijnlijke betrekking der dingen-, — inz. als bw., blijkbaar : ogenschijnlijk heeft hij gelijk; — om zo te zien: een vaartuig dat ogens...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ogenschijnlijk

bn., bw. (naar het uiterlijk; schijnbaar): in ogenschijnlijke rust; de kracht der ogenschijnlijk zo zwakke vrouw.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ogenschijnlijk

(ogən'schijnlək) bn. en bw. (-er, -st) 1.klaarblijkelijk, duidelijk : de -e gevolgen van zijn onverdraagzaamheid; aangename gewaarwordingen. 2.schijnbaar : alles was in -e rust; tevreden.