Wat is de betekenis van Officier?

2023-03-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

officier

officier - Zelfstandignaamwoord 1. (militair) (beroep) iemand die een rang (in het leger) bekleedt die hem of haar het bevel over een zeker aantal ondergeschikten geeft 2. (juridisch) ambtenaar in een bepaalde functie (-> officier van justitie) 3. (scheepvaart) stuurman of machinist Woordherkomst afgeleid van het Latijnse offi...

Lees verder
2023-03-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

officier

officier - zelfstandig naamwoord uitspraak: of-fi-cier 1. iemand met hoge rang in leger ♢ de officier zei dat hij moest groeten 1. officier van justitie [iemand met hoge rang bij rechtbank, die zor...

Lees verder
2023-03-30
Ensie van Nick

Nick Felix (2014)

Officier

Officier is een rang in het leger. Degene die de functie bekleedt, geeft leiding aan een groep ondergeschikten. Ook buiten het leger wordt de term gebruikt, bijvoorbeeld bij de brandweer en politie. Het woord is ontleend aan het Latijns officiarius, wat gerechtelijk ambtenaar betekent. Via de Koninklijke Militaire Academie, de KMA, kan men officier...

Lees verder
2023-03-30
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Officier

[Fr., van MLat. officinarius] eig.: ambtenaar; 1 Officier van Justitie, openbare aanklager bij bep. rechtbanken (Openbaar Ministerie); 2 (mil.) rang van luitenant en hoger; 3 (scheepvaart) titel van stuurlieden en hoofdmachinist; 4 bep. rang bij ridderorden.

Lees verder
2023-03-30
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Officier

rang van luitenant en hoger; rang bij ridderorden

2023-03-30
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

officier

officier - Personen in een gezaghebbende of leidinggevende positie in de strijdmacht, met name personen die voor die positie zijn benoemd. Gebruik 'functionarissen' voor personen in een vertrouwens- en gezaghebbende positie in civiel, overheids- of particulier verband.

2023-03-30
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

officier

(de, -s en -en), (ook, hist.:) opzichter op een plantage (A.1). Niemant van de planters of andere persoonen en sullen vermogen een officier of ander werckman op een plantagie of bij ymant anders verhuert zijnde ( ) te deboucheren of trachten die van de plantagie ofte van zijn meester af te trecken ( ) (regl. van 1686, oudste vindpl.; S&dS 166)....

Lees verder
2023-03-30
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Officier

I. de mis doen; II. officier; ambtenaar; officiers généraux, opper- en vlagofficieren; officier ministériel, openbaar ambtenaar ressorterend onder justitie; officiers subalternes, subalterne officieren; officiers supérieurs, hoofdofficieren; officier de l’êtat civil, ambtenaar van de burgerlijke stand; offici...

Lees verder
2023-03-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Officier

s., of(fi)sier.

2023-03-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Officier

I. (<Fr.), m. (-en, -s), 1. (veroud.) ambtenaar ; thans nog in Officier van Justitie, de eerste rechterlijke ambtenaar die bij een arrondissementsrechtbank belast is met de uitoefening van het Openbaar Ministerie (in België: procureur des Konings); 2. (in de hofhouding van een vorst) beambte die tot het vorstelijk huis behoort, als kamerhe...

Lees verder
2023-03-30
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Officier

bij leger en vloot de hogere rangen der bevelvoerenden. Men onderscheidt bij het leger subalterne officieren (2e en 1e luitenant, kapitein (ritmeester)), hoofdofficieren (majoor, luitenant-kolonel en kolonel) en opperofficieren (generaal-majoor, luitenant-generaal, generaal, veldmaarschalk). Bij de vloot; subalterne officieren (luitenant ter zee 1e...

Lees verder
2023-03-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

officier

m. officieren, officiers, officiertje (Fr. officier [Lat. officiarius = ambtenaar]: 1. mil. ieder, die hetzij op de vloot of in het leger enig bevel voert, een graad of rang heeft ah of van luitenant of hoger; België: openbaar officier, bekleder van een openbare dienst; 2. in het rechtswezen: ambtenaar in verschillende opvattingen; 3. hogere r...

Lees verder
2023-03-30
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Officier

1) bij leger en vloot hooger geplaatste, verdeeld (b/h leger) in subalterne (2e en 1e luitenant en kapitein), hoofd- (majoor, luit.-kolonel en kolonel) en opper-officieren (generaal-majoor en luitenant-generaal) en b/d vloot in subalterne (luitenant ter zee, 3e, 2e en 1e KI.), hoofd- (kapitein en kapitein-luitenant ter zee) en vlagofficieren (schou...

Lees verder
2023-03-30
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Officier

In Ned., militair met den rang van tweede-luitenant (luitenant ter zee 3e kl.) of hoogeren rang. Zie → Opperofficier; Vlagofficier; Hoofdofficier; Subaltern officier. Officier is in België militair boven den rang van adjudant. De o. zijn verdeeld in drie groepen: de lagere o. (van onderluitenant tot kapitein-commandant), de hoofd-off. (va...

Lees verder
2023-03-30
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

officier

(offi'si:r) m. (-en, -s; -tje) [Fr. < Lat. officium, ambt] I. Eig. hij die een bepaald ambt bekleedt nl. 1. ambtenaar, alleen in uitdrukkingen : van justitie, eerste rechterlijke ambtenaar bij een arrondissementsrechtbank. zie substituutofficier van justitie. 2. beambte tot de hofhouding van een vorstelijk persoon behorend : de koning was...

Lees verder
2023-03-30
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Officier

Officier, oudtijds iemand, die een ambt bekleedt, thans in de weermacht de algemeene naam van bevel-voerenden; men onderscheidt subalterne o. (b. d. landmacht 2e-luit., 1e-luit. en kapitein of ritmeester, b. d. zeemacht luit.-ter-zee-3e kl., 2e kl. en 1e kl.), hoofdofficieren (b. d. landmacht majoor, luit.-kolonel en kolonel, b. d. zeemacht kapitei...

Lees verder
2023-03-30
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

officier

officier - m., in ’t algemeen: ambtenaar; militair boven den graad van adjudant-onderofficier; stuurman op de groote vaart.

2023-03-30
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Officier

oudtijds: iemand die een ambt bekleedt (nu nog in 0. van Justitie); thans in den militairen stand de algemeene naam voorbevelvoerenden, door het hoofd van den Staat benoemd. Men onderscheidt officieren en onderofficieren; de eersten worden weer in twee klassen verdeeld, n.L hoofd- en subalterne officieren, terwijl onder de hoofdofficieren de genera...

Lees verder
2023-03-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Officier

Officier m. (-en, -s), (rechtsw.) Officier van Justitie, de eerste rechterlijke ambtenaar bij eene arrondissements-rechtbank die belast is met de uitoefening van het Openbaar Ministerie, d. i. aan wien is opgedragen de handhaving der wetten, de vervolging van alle misdrijven, en het doen uitvoeren van alle strafvonnissen; — Substituut-officie...

Lees verder
2023-03-30
Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Officier

Officier is de naam van een bezitter van zoodanigen militairen rang, welke hem bevoegdheid geeft, om over anderen bevel te voeren. Men onderscheidt officieren van onderofficieren, welke laatsten veelal bij de manschappen worden gerekend, en verdeelt eerstgemelden in officieren (tot en met den rang van kapitein), hoofdofficieren (tot en met den rang...

Lees verder