Wat is de betekenis van officieel?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

officieel

officieel - Bijvoeglijk naamwoord 1. erkend door bevoegd gezag 2. formeel Woordherkomst afgeleid van het Franse officiel met het achtervoegsel -eel Antoniemen onofficieel, officieus

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

officieel

officieel - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: of-fi-ci-eel 1. zoals het eigenlijk hoort ♢ hij gedraagt zich altijd erg officieel 2. goedgekeurd door wie bevoegd is ♢ hier volgt een officiële mede...

2024-04-19
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

officieel

zie onderwijs.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Officieel

van regeringswege; vormelijk; naar men voorgeeft

2024-04-19
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

officieel

In de verb. officieel onderwijs, off. ben. voor het onderwijs dat gegeven wordt in scholen, opgericht door de staat, een provincie of een gemeente (in tegenst. tot vrij onderwijs)-, in Nederl.: openbaar onderwijs. Daarnaast ook: officiële school.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Officieel

ambtshalve, wat van een regering uitgaat; geloofwaardig, authentiek.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Officiëel

adj. & adv., offisieel.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Officieel

(<Fr.), bn. bw., 1. erkend door of uitgaande van het bevoegd gezag, ambtelijk : officiële berichten ; — (bw.) van ambtswege : iets officieel meedelen, bekendmaken ; — een officieel blad, orgaan der regering, staatscourant; 2. (oneig.) in alle vorm : zij zijn officieel verloofd; — vormelijk: officiële diners.