Wat is de betekenis van oelewapper?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

oelewapper

(1939) (ook: oelewap) (scheldw.) iemand die zich raar gedraagt; domoor, sufferd; onbenullig iemand. Volgens een artikel in Onze Taal (juli/ augustus 1986) zou het woord dateren uit de periode van de Spaanse bezetting, de Tachtigjarige Oorlog. Spaanse soldaten zouden toen bij het zien van een Nederlandse vrouw uitgeroepen hebben: 'Olé guapa',...

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

oelewapper

(het accent wisselt), m. (-s), (gemeenz.) waardeloze vent; kerel in het algemeen.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)