oefening
oefening - Zelfstandignaamwoord 1. test om de kennis te peilen ♢ De oefening bleek toch zwaarder dan gedacht. Woordherkomst Naamwoord van handeling van oefenen met het achtervoegsel -ing
Word vandaag nog lid van Ensie
Wiktionary (2019)
oefening - Zelfstandignaamwoord 1. test om de kennis te peilen ♢ De oefening bleek toch zwaarder dan gedacht. Woordherkomst Naamwoord van handeling van oefenen met het achtervoegsel -ing
Muiswerk Educatief (2017)
oefening - zelfstandig naamwoord uitspraak: oe-fe-ning 1. wat je doet om iets te leren ♢ door deze oefening leer je je spieren beter gebruiken 1. oefening baart kunst [door iets vaak te doen, leer...
Jan Luitzen (2009)
(de; -en) SP 1 - het oefenen; training; het aankweken van bewegings- en sportvaardigheid door geregelde herhaling of voortgezette inspanning: oefening baart kunst, door oefening krijgt men het vakmanschap. 2 - handeling die dient om (zich) te oefenen in bewegings- en sportvaardigheden, bv. een trainingsoefening, strekoefening, putt oefening, piteho...
Jan Luitzen (2008)
(de; -en) 1 SP - het oefenen, het aankweken van bewegings- en sport- vaardigheid door geregelde herhaling of voortgezette inspanning, syn. training. 2 SP - handeling die dient om (zich) te oefenen in bewegings- en sportvaardigheden. • AI valt hij tien keer van het toestel af, maakt hij veel fouten of wordt het een hopeloze eindscore... de oefening...
Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)
(acte), gebed, waardoor een deugd beoefend wordt, b.v. oefening (acte) van geloof, hoop, liefde enz. Ook het → lof, dat ter eere van de Heilige Maagd in de Meimaand gehouden wordt, noemt men wel Meimaandoefening. Voor de Geestelijke Oefeningen van den H. Ignatius zie Exercitia Spiritualia.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., oefening.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), 1. de daad van oefenen, het aankweken van vaardigheid of kennis door geregelde herhaling of voortgezette inspanning: een langdurige oefening had zijn oor gescherpt', 2. (Prot.) godsdienstige bijeenkomst tot onderlinge stichting; 3. werkzaamheid, bezigheid waardoor men óf een ander, óf zichzelf óf een ver...
M. J. Koenen's (1937)
v. oefeningen (1 het oefenen; 2 [school]opgave om zich te oefenen): 1. machts-, straf-, wraak-; godsdienstoefening; oefening baart kunst; vrije en ordeoefeningen; 2. maak oefening acht.
John Kooy (1933)
b/d protestanten, godsdienstige bijeenkomst buiten den openbaren eeredienst om.
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
(psychol.), is het practisch uitvoeren van een handeling om deze daardoor te beheerschen en in bepaalde gevallen tot een zekeren graad van behendigheid te geraken. Het Empirisme leert, dat door o. nieuwe verrichtingen geleerd worden, het Nativisme daarentegen, dat alle prestaties op erfelijken aanleg berusten en dat o. en ervaring niets nieuws sche...
Jozef Verschueren (1930)
('oefəning) v. (-en; -etje) I. Eig. het oefenen. II. Metn. 1. wat dient om (zich) te oefenen : gymnastische -en; godsdienst-; -en bij, op de Nederlandse spraakkunst. 2. oefeningen boek met oefeningen (1).
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
v. (-en), 1. het oefenen, het aankweken van vaardigheid of kennis door geregelde herhalingen of voortgezette inspanning: een langdurige — had zijn oor gescherpt; (zegsw.) baart kunst; 2. protestantse, godsdienstige bijeenkomst tot onderlinge stichting; 3. werkzaamheid, bezigheid waardoor men of een ander, of zichzelf of een vermogen, in iet...
J.H. van Dale (1898)
Oefening v. de daad van oefenen, het aankweeken van vaardigheid of kennis bij anderen of bij zichzelven, door middel van geregelde herhaling of voortgezette inspanning: eene langdurige oefening had zijn oor gescherpt; —, (-en), opgave die strekt om zich in de toepassing van het geleerde te oefenen: oefeningen bij de Nederlandsche Spraakkunst;...
Jacob van Lennep (1865)
z.n.v. - Meer gewoon is, waar het bewegingen van schepen geldt, het uitheemsche woord manoeuvre.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.