Wat is de betekenis van nuttig?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nuttig

nuttig - Bijvoeglijk naamwoord 1. van nut zijnde nuttig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nuttigen ♢ Ik nuttig 2. gebiedende wijs van nuttigen nuttig! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van...

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nuttig

nuttig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: nut-tig 1. wat voordeel met zich meebrengt, bruikbaar ♢ dit is een nuttig apparaat Bijvoeglijk naamwoord: nut-tig ... is nuttiger dan ... het nu...

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nuttig

genuttig, voedsel gebruik; van waarde, bruikbaar, voordelig.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nuttig

adj. & adv., nuttich, nut, tsjinstich; het is nergens — voor, it is nearne ta nut; — zijn, nutsje.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nuttig

bn. bw. (-er, -st), 1. nut aanbrengende, voordelig : een nuttig werk verrichten; een nuttig lid der maatschappij ; zijn tijd nuttig besteden ; de nuttige handwerken ; het nuttige met het aangename verbinden; 2. (mech.) aan het gestelde doel ten goede komend: het nuttig effect van een machine, verhouding tussen opgenomen en afg...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nuttig

1. bn., bw. (van nut zijnde): een boek, nuttige instellingen; zijn tijd nuttig besteden; 2. nuttige, o.: het nuttige met het aangename verenigen; zie utile dulci.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nuttig

('nuttəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. nut hebbend, met voordeel bruikbaar: -e werken, wenken. boeken, instellingen; zijn tijd besteden; iets aanwenden; die regeling is voor iedereen; het -e met het aangename verenigen. Tgst. nutteloos. 2. aan het gestelde doel ten goede komend: het effekt van een machine.