Wat is de betekenis van Numerus?

2024-04-19
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Numerus

getal.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Nŭmĕrus

i, m. I. a. eig., getal, numerum inire, een telling houden, Caes.; tria numero, in getal, Cic. | in 't bijz., een bepaald aantal, reeks, klasse, navis habet suum numerum, zijn bepaald getal manschappen, Cic., ad numerum esse, mitti, in behoorlijk aantal, Cic., in deorum numero referre, onder het getal der god...

2024-04-19
Vreemde woorden in de wiskunde

Dr. E.J. Dijksterhuis (1939)

Numerus

(< Lat. numerus). Getal. Spec. voor een getal, waarvan een logarithme genomen wordt.

2024-04-19
Latijns-Nederlandsch Lexicon

Stephanus Axters (1937)

NUMERUS

Getal, veelheid. Numero, Naar het getal, JANSSENS, HET GODDELIJK MOEDERSCHAP 3. — Unitate addita vel subtracta species numeri variatur, S. THOMAS, QU. DISP. DE VERITATE Q. 20, A. I, C., Door toevoeging of weglating van een eenheid wordt de soortelijke aard van een getal gewijzigd. — Illa quae differunt numero in genere...

2024-04-19
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Numerus

Numerus - = getal, in ’t bijzonder in tegenstelling tot de logarithme van ’t getal, num log 0.30103 = 2 (lees: numerus logarithme 0.30103 = 2) wil zeggen log 2 = 0.30103 (grondtal 10).

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

numerus

[Lat.], m. (numeri), 1. aanduiding van een bepaalde morfologische categorie, die zich bij een groot aantal talen bij verschillende woordsoorten voordoet; 2. (wiskunde) getal, m.n. getal waarvan de logaritme is genomen. TAALKUNDE Het Nederlands kent bij de zelfstandige naamwoorden en bij de werkwoorden het meervoud tegenover het enkelvoud (dat me...