Wat is de betekenis van nors?

2024-04-19
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

nors

Het begrip nors heeft 2 verschillende betekenissen: 1) slechtgehumeurd en onvriendelijk. slechtgehumeurd en onvriendelijk in de omgang. 2) blijk gevend van een slecht humeur. blijk gevend van een slecht humeur.

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nors

nors - Bijvoeglijk naamwoord 1. onvriendelijk en zwijgzaam, kortaf Hij is een opgewekte jongeman, maar vandaag staat zijn gezicht nors.

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nors

nors - bijvoeglijk naamwoord 1. onvriendelijk en kortaf ♢ met een nors gezicht deed hij de afwas Bijvoeglijk naamwoord: nors ... is norser dan ... de/het norse ... Synoniemen bars, stug Te...

2024-04-19
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

nors

stuurs, onvriendelik.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nors

adj. & adv., noartsk, noart(l)ich, noartel, noartlik, brimstich, prottelich, tizich, tizenich, tizerich, ûlich, stutich, prot, stroef, stúmsk, stymsk, koartkearich, njûr, brodsk, kiezzich, stûr(t)sk; — persoon, bolle, stúmbolle, brombear, (âld)baerch, grynder, bune; iem. — bejeg...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nors

bn. bw. (-er, meest —), stuurs, bars, onvriendelijk : een nors uiterlijk; een nors antwoord geven; iem. nors behandelen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

nors

bn., bw.; norser, meest nors (stuurs, bars): e. norse blik, e. nors uiterlijk.