noodwendig
noodwendig - Bijvoeglijk naamwoord 1. noodzakelijk, onvermijdelijk, onontkombaar, onvermijdbaar Woordherkomst uit het Duits overgenomen Samenstellende afleiding van nood en de stam van wenden met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
noodwendig - Bijvoeglijk naamwoord 1. noodzakelijk, onvermijdelijk, onontkombaar, onvermijdbaar Woordherkomst uit het Duits overgenomen Samenstellende afleiding van nood en de stam van wenden met het achtervoegsel -ig
Van Dale Uitgevers (1950)
bn.bw. (-er, -st), onvermijdelijk, wat stellig geschieden moet, wat uit de zaak zelf voortvloeit: een noodwendig gevolg; iedereen moet noodwendig sterven.
Jozef Verschueren (1930)
(no;t'wendəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. Veroud. nodig, vereist. 2. onvermijdelijk : een gevolg; iedereen moet sterven. Syn. ➝ nodig.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
n. en bw. (-er, -st), onvermijdelijk, wat beslist gebeuren moet, wat uit de zaak zelf voortvloeit: een gevolg.
J.H. van Dale (1898)
bn. bw. (-er, -st), onvermijdelijk, wat stellig geschieden moet, wat uit de zaak zelf voortvloeit: iedereen moet noodwendig sterven. NOODWENDIGHEID, v. onvermijdelijkheid, noodzakelijkheid; (fig.) de noodwendigheden des levens, de eerste levensbehoeften. NOODWENDIGLIJK, bw. (w. g.).
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: