Wat is de betekenis van nomenclator?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nomenclator

nomenclator - Zelfstandignaamwoord 1. lijst of woordenboek van namen of vaktermen Woordherkomst afgeleid van het Latijnse 'nomenclator' (met het achtervoegsel -ator)

2024-04-25
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Nomenclator

[Lat. = naamroeper, van nomen = naam, en calare = uitroepen] lijst of woordenboek van termen en namen op een spec. wetenschappelijk gebied met verklaring en eventueel vertaling.

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Nomenclator

woordenboek van namen of vaktermen

2024-04-25
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Nomenclator

(< Lat. nomen = naam, calare — samenroepen), naamnoemer, d.i. dienaar of slaaf, in het Oude Rome, die zijn heer op straat den naam influisterde van wie hem tegenkwamen, waardoor de heer zijn populariteit vergrootte. Vnl. in gebruik bij het dingen naar ambten. Vgl. → Candidatus.

2024-04-25
Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Nomenclātor

Nomenclātor - een slaaf, wiens taak het was, de aanzienlijke en invloedrijke personen te Rome van aangezicht en bij naam te kennen. Hij, die naar eenig ambt dong, begaf zich geregeld naar het forum, om zijne candidatuur aan te bevelen, en daar de beleefdheid vorderde, dat men de burgers bij hun naam aansprak, moest de nomenclator zijn meester de na...

2024-04-25
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Nomenclator

(nomenculator en numunclator) heette bij de Romeinen de slaaf met een sterk geheugen en uitgebreide kennis van personen, die zijn heer zoowel te huis als daar buiten de namen der burgers moest opgeven. De overheden hadden een nomencl. in hun dienst, en in de keizerlijke hofhouding werden zulke slaven ook niet gemist.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)