nodig
nodig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waar behoefte aan is ♢ Hij had het nodige gedaan om er een succes van te maken. nodig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nodigen ♢ Ik nodig 2. gebiedende wijs van nodigen ...
Wiktionary (2019)
nodig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waar behoefte aan is ♢ Hij had het nodige gedaan om er een succes van te maken. nodig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nodigen ♢ Ik nodig 2. gebiedende wijs van nodigen ...
Muiswerk Educatief (2017)
nodig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: no-dig 1. wat je niet kunt missen, waar je behoefte aan hebt ♢ ik heb geld nodig om eten te kopen 1. ik heb rust nodig [daar heb ik behoefte aan]...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., nedich; — hebben, nedich wêze, brek wêze, fanneden wêze, hawwe, fan dwaen hawwe, brûke moatte, hoeve, hoege; iets — hebben, forlet fan eat hawwe; beslist — hebben, forlegen wêze om; wat heb je —?, hwat is de need?; zo veel van iets hebben al...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., door de behoefte vereist: nodige reparaties aanbrengen; de nodige toebereidselen voor de reis waren reeds gemaakt; één ding is nodig (Luc. 10 : 42); dat is hoog, dringend nodig; — het is niet nodig, het behoeft niet; — hebt u geld nodig? hebt u behoefte aan geld? — ...
M. J. Koenen's (1937)
1. bn., bw. (wat niet kan gemist worden): het nodige geld; iets nodig hebben, niet kunnen missen; ik moet je nodig eens spreken, noodzakelijk; ik heb u niet kan uw hulp missen; daar hebt ge niet mee gij hebt er niets mee te maken; 2. nodige, o.: het nodig moet er zijn, weg met het overtollige.
Jozef Verschueren (1930)
('no:dəch) (-er, -st) 1. bn. door de behoefte vereist : geld isom te kunnen leven ; dringend -; zoals brood; zo -, op staande voet; waarvoor was dat -! iets achten, keuren, oordelen; breng het -e geld mee; iets, wat -ers; er niets mee hebben, er niets mee te maken hebben; het enig -e, het geloof of iets wat onmisbaar is ; het -e, wat bepaald v...
Dr. L. Brouwers (1928)
Adjectief: nodig, benodigd, noodzakelijk 83, noodwendig, hoognodig, broodnodig, onmisbaar, allernoodzakelijkst, gevraagd, onontbeerlijk, indispensabel, essentieel, eerst, onbezorgd, onvoorzien, aanwezig, voorradig. Werkwoord: iets nodig hebben, iets van node hebben, iets groot nodig hebben, iets behoeven, hoeven, eisen, vereisen, van...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw., door de behoefte vereist: nodige reparaties aanbrengen; de nodige toebereidselen voor de reis waren reeds gemaakt; dat is hoog, dringend nodig; hebt u geld nodig ?, hebt u tekort aan geld?; je moet nodig eens komen, het zou prettig zijn dat je eens komt; ik moet je nodig eens spreken, noodzakelijk; nodig moeten, grote aandrang hebben om...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: