Wat is de betekenis van neusholte?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

neusholte

neusholte - Zelfstandignaamwoord 1. (anatomie) het eerste stuk van het luchtwegstelsel waar de ingeademde lucht doorheen gaat Woordherkomst samenstelling van neus en holte

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

neusholte

neusholte - zelfstandig naamwoord uitspraak: neus-hol-te 1. het inwendige van de neus ♢ opa heeft haren in zijn neusholte Zelfstandig naamwoord: neus-hol-te de neusholte de neusholtes of...

2024-04-20
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

neusholte

Een met lucht gevulde schedelruimte achter en juist boven de neus, in het midden van je gezicht. In de neusholte wordt ingeademde lucht voorverwarmd of juist gekoeld, zodat die zo veel mogelijk aansluit bij de lichaamstemperatuur. Hier worden stofdeeltjes uit de lucht weggevangen. Die worden als slijm naar je keel afgevoerd. In de neusholte zitten...

2024-04-20
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

neusholte

ruimte in de schedel waarin bij de gewervelde dieren het reukorgaan ligt. Bij de mens van binnen bekleed met slijmvlies, dat ook de drie paar kraakbenige uitsteeksels, de neusschelpen, bedekt. Het reukslijmvlies bevat bovenin de reukzintuigcellen (opp. ca. 5 cm2). De reuk is bij de mens, vergeleken met sommige dieren, slecht ontwikkeld. Door vergro...

2024-04-20
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Neusholte

cavum nasi, zie neus.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Neusholte

v. (-n), 1. de holte in de schedel der gewervelde dieren, waarin het reukorgaan ligt; 2. de holte die de inwendige ruimte vormt van de neus.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

neusholte

v. neusholten (ruimte i. d. neus).