netjes
...
Wiktionary (2019)
netjes - Bijvoeglijk naamwoord 1. tot netheid geneigd ♢ Zij is altijd al erg netjes geweest. netjes - Bijwoord 1. op een nette manier ♢ Hij heeft zijn kamer netjes opgeruimd. netjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwo...
Muiswerk Educatief (2017)
netjes - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: net-jes 1. met goede manieren, zoals het hoort ♢ hij heeft me netjes behandeld 2. schoon, met nette kleren en haren, niet te opvallend ♢ Ardie was netje...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., kreas, knap, kwier, krûdich, hibbich, netsjes, trinten, tsjep, himmel, pril; (adv.), keintsjes; — gekleed, kreas yn ’e klean, kwik(ker).
Van Dale Uitgevers (1950)
bw., 1. keurig, sierlijk, fraai: netjes gekleed; netjes gemeubileerd ; netjes geschreven ; — dat staat netjes ; vand. ook als praedicatief bn.: wat ben je netjes vandaag! 2. regelmatig, ordelijk: ga nu eens netjes zitten; schik de boel nu eerst eens netjes op ; 3. zoals het hoort, fatsoenlijk, manierlijk: iem. netjes behandelen; dat is niet...
M. J. Koenen's (1937)
bw. (aardig; sierlijk; naar behoren): netjes in elkaar gezet; dat staat (niet) netjes; altijd even netjes gekleed; ir. jawel, netjes thuisblijven!
Jozef Verschueren (1930)
('netjəs) I. bn. en bw. keurig, zorgvuldig, in de puntjes : zijn kleding was altijd -, wat zie je er uit vandaag! die jas staat, zit -. II. bw. 1. fatsoenlijk : zich houden; iemand niet behandelen; Iron. hij mocht zich thuis amuseren. 2. nauwkeurig, juist, precies : wie kon die uitkomst zo voorzien? 3. volstrekt: hier is zijn gezag uit....
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bw., 1. keurig, sierlijk, fraai: netjes gekleed, gemeubileerd; opgeruimd staat netjes!; vandaar ook als predik, bn.: wat ben je netjes vandaag!; 2. zoals het hoort, fatsoenlijk: iemand netjes behandelen; dat is niet netjes.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: