netjes
netjes - Bijvoeglijk naamwoord 1. tot netheid geneigd ♢ Zij is altijd al erg netjes geweest. netjes - Bijwoord 1. op een nette manier ♢ Hij heeft zijn kamer netjes opgeruimd. netjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwo...
Nederlandstalige WikiWoordenboek
netjes - Bijvoeglijk naamwoord 1. tot netheid geneigd ♢ Zij is altijd al erg netjes geweest. netjes - Bijwoord 1. op een nette manier ♢ Hij heeft zijn kamer netjes opgeruimd. netjes - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwo...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
netjes - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: net-jes 1. met goede manieren, zoals het hoort ♢ hij heeft me netjes behandeld 2. schoon, met nette kleren en haren, niet te opvallend ♢ Ardie was netje...
Nederlands woordenboek (7e druk)
bw., 1. keurig, sierlijk, fraai: netjes gekleed; netjes gemeubileerd ; netjes geschreven ; — dat staat netjes ; vand. ook als praedicatief bn.: wat ben je netjes vandaag! 2. regelmatig, ordelijk: ga nu eens netjes zitten; schik de boel nu eerst eens netjes op ; 3. zoals het hoort, fatsoenlijk, manierlijk: iem. netjes behandelen; dat is niet...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Netjes bw. keurig, sierlijk, fraai: netjes gekleed; netjes gemeubileerd; netjes geschreven; — regelmatig, ordelijk: ga nu eens netjes zitten; schik den boel nu eerst eens netjes op; — zooals het hoort, goed: iem. netjes behandelen.
Gerelateerde zoekopdrachten