Wat is de betekenis van negenoog?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

negenoog

Het begrip negenoog heeft 3 verschillende betekenissen: 1) kaakloze vis; lamprei. dier uit een familie van waterdieren met een zuigmondje die lijken op palingachtige vissen; groep kaakloze vissen met een schedel; lamprei. Wordt soms ook gebruikt voor een specifiek soort lamprei, zoals voor de rivierprik, beekprik of zeeprik. 2) gr...

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

negenoog

(1920+) (inf.) dwarskijker; bijdehand persoon; iemand die alles nauwlettend nakijkt, die als het ware negen ogen heeft. • Neegnoog = I°. grote steenpuist. 2°. fig. en schertsend; een dwarskijker. Zoo’n neegnoog ston altied om kouk van deur in kaar oogn in oorn overaai (d. H.-O.) 3°. iemand, die alles opmerkt. Hest dat al weer...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

negenoog

negenoog - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineenvloeien (karbonkel) 2. (vissen) Petromyzonidae riviervis Woordherkomst samenstelling van negen en oog Synoniemen [2] lamprei, prik, rivierprik

2024-03-29
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

negenoog

Zie (ook) steenpuist

2024-03-29
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

negenoog

zie loopoog.

2024-03-29
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Negenoog

karbonkel, carbunculus, een omschreven diepe etterige ontsteking in het onderhuidse weefsel uitgaande van een etterige haarzak-ontsteking, welke al spoedig op een aantal plaatsen naar buiten doorbreekt. Is meestal op te vatten als een groep steenpuisten (zie aldaar). Een enkele maal is het een specifieke infectie, bijv. anthrax.

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Negenoog

s., njoggeneach.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Negenoog

v. (...ogen), 1. lamprei, prik, een riviervis; 2. (geneesk.) kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineenvloeien; 3. (gemeenz.) iem. die alles nauwkeurig naziet, die op alleslet of alles bevit.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Negenoog

(carbunkel), ontsteking van de huid door staphylococcen, die zich snel in de diepte uitbreidt. Behandeling door arts is noodzakelijk.